Door de openslaande deuren van het kleine appartementje keek ik bewonderend naar de voet van de majestueuze Tafelberg, die bovenaan sierlijk werd bedekt door een kleed van donkere wolken. Ja daar was ik dan weer, in Kaapstad. De mooiste stad van Afrika; hier voelde ik me thuis. Na een heerlijk kopje rooibos thee werd ik opgehaald door de Uber chauffeur die mij naar Marine Drive bracht. Hier begon de al te komische ellende: Roos ging een auto huren. Hij stond voor me klaar, de spierwitte Chico Golf, mijn eigen kartonnen doos op wielen en ik was meteen verliefd. Deze liefde was maar van korte duur toen ik in stapte en na 30 meter pas door had dat ik met de handrem vast bleek te rijden. Ik probeerde het autootje achteruit terug te rijden naar de garage, maar überhaupt het “in z’n achteruit zetten” was bijna onmogelijk. Daar stond ik dan, 30 meter van de garage, stil op de weg met toeterende auto’s om me heen. Wat een ellende. Gelukkig was er een aardige politieagent die mij als domme buitenlander een handje hielp en liet zien hoe ik met volle kracht de handrem los moest krijgen. Oke goed begin, dacht ik.
Nu dat ik het trucje kende besloot ik rustig verder te gaan met mijn rit naar Stellenbosch. Dit verliep prima en ik begon langzaam te wennen aan de oude bak. Na een half uur rijden over de N2 kwam ik eindelijk aan in Somerset West, maar daar stond mijn volgende uitdaging te wachten. De helse heuvel naar Bel Aire. Met volle moed stormde ik de berg op in z’n tweede versnelling, maar oh nee: hij begon te hikken: SNEL, in z’n één, Oh hemel wat een geluiden komen er uit deze bak; en toen trok ie t niet meer. Daar stond ik dan, in mijn stomme Chico Golf, halverwege de helling, uitgelachen door de tuinmannen naast de weg. Dit spektakel ging nog 5 minuten en 6 pogingen door, totdat ik EINDELIJK met een stinkende, krijsende schurkenbak aankwam bij het prachtige huis. Ik was kapot, wat een belevenis.
‘s Middags nam Farren, de eigenaar van de Savannah S microlight waar ik de komende weken op mag vliegen, mij meteen mee naar de Stellenbosch Flying Club en werd mijn lidmaatschap geregeld. Op dit veld zal ik de komende maand elke dag rondlopen: Wat een uitzicht zeg, de picturesque landingsbaan gelegen in een dal tussen de grandioze bergen en omringd door tientallen wijngaarden en kleine witte landhuizen. Het clubhuis is een kleine houten chalet, walhalla voor vliegeniers, waar ik vandaag weer veel nieuwe piloten heb ontmoet. Netwerken hier gaat heel makkelijk en iedereen wil graag dat ik mee ga vliegen. Ik kreeg een tour van de Hangars en heb in bewondering staan kijken naar de talloze Cessna’s, Rv’s en de in russische kleuren geschilderde Yak. Als toetje kregen we bij onze sundowner een prachtige show van een Tiger Moth, die door de roze gekleurde lucht opsteeg en glorieus boven ons zweefde. Het beeld leek een levend schilderij.